In deze korte handleiding vind je een overzicht met trucs en tips. Als volleybalcoach heb je maar een zeer beperkt aantal middelen waarmee je invloed kunt uitoefenen.
• Twee keer per set kun je een time-out aanvragen;
• Je mag spelers wisselen, als je een speler eruit wisselt, dient hij/zij ook weer voor dezelfde persoon terug te komen in het veld als je hem/ haar in dezelfde set weer terugwisselt en
• Je mag langs de kant aanwijzingen geven, naast het veld mag je staan tussen de 7 en de 3 meterlijn.
De wijze van communicatie van een coach is van groot belang. De spelers luisteren niet alleen naar wat je zegt, maar veel belangrijker is hoe je iets het zegt. De non-verbale communicatie heeft meer invloed dan de verbale communicatie. Hier zijn verschillende onderzoeken naar geweest. Bij één onderzoek was de conclusie dat de inhoudelijke boodschap, dus wat er werd gezegd, maar voor acht procent telde.
Lichaamshouding:
• Neem zelf een actieve houding aan, ga bij voorkeur staan;
• Let op je gezichtsuitdrukkingen.
Woordkeuze:
• Vertel alleen de dingen die ze wel moeten doen en niet de dingen die ze niet moeten doen;
• Wees kort en krachtig;
• Maak feedback concreet, niet: de bal moet hoger, wel: speel de bal twee meter boven de rand van het net;
• Beloon concreet: Mooi op tijd, want over vijftien minuten begint de wedstrijd;
• Geef feedback vooral over de inzet van de spelers: Goede rally, goed in drieën gespeeld, jullie hebben hard gewerkt. Hiervan gaan de spelers harder werken dan wanneer je zegt dat het een slim gespeelde bal was.
• Blijf positief, concentreer je vooral op de dingen die goed gaan en veel minder op de dingen die niet goed gaan;
• Wissel je toonhoogte en woordkeus af, steeds hetzelfde roepen heeft geen zin.
Coach vooral op:
• Concentratie: de handeling die nog gedaan moet worden en de reactie daarop;
• In drieën spelen.
– Concentratie
Spelers moeten hun aandacht besteden aan de handeling die ze moeten gaan doen. Dat is de kern. 1. Ik en mijn taak. Steeds verder verwijderd daarvan zijn: 2. Publiek/scheidsrechter 3. Is-behoort te zijn vergelijking. 4. Winnen/verliezen 5. Consequenties winnen/verliezen 6. Zinsvraag: wat doe ik hier?
Richt je aandacht als coach dan ook steeds weer op kern 1: Ik en mijn taak. Gedachtes als, ‘we staan achter maar horen voor te staan’, ‘de scheidsrechter is slecht’ en ‘als we niet winnen, geen ijsje’ bevorderen het spel niet.
Overige taken:
• Jeugdcoaches zorgen ervoor dat de aanvoerder het wedstrijdformulier invult, dit gebeurt bij de wedstrijdleiding. Eventueel doen zij dit zelf en
• Contact opnemen met de trainer over punten waaraan meer aandacht besteed kan worden.
Recente reacties